De blauwe dood
In de 18e en 19e eeuw werd de waterkwaliteit in Amsterdam steeds slechter. Daardoor brak onder andere hier in 1866 een van de vele cholera-epidemieën uit, waarbij duizenden mensen stierven.
Cholera was dodelijk, en mensen die eraan leden werden blauw. Daarom werd het ook wel 'de blauwe dood' genoemd. Cholera patiënten werden verzorgd in het Cholera Hospitaal aan de Prinsengracht en hier, waar vroeger het Binnengasthuis stond. Omdat cholera vaak voorkwam in dichtbevolkte gebieden bij fabrieken, dacht men eerst dat het kwam door slechte lucht. Maar rond 1850 ontdekte de Londense dokter John Snow iets anders. Hij zette op een kaart de plekken waar mensen aan cholera leden, en zag dat deze zich concentreerden rondom de Broad Street pomp. Eerst geloofde niemand hem, maar zijn bewijs was overduidelijk. Toen de arm van die pomp in Londen werd verwijderd, nam het aantal zieken direct af. De epidemie van 1966 bewees dat mensen die beschikking hadden over schoon duinwater minder snel ziek werden. En daarom was deze uitbraak de directe aanleiding voor de aanleg van ons moderne drinkwaternet. Een trieste gebeurtenis, die uiteindelijk leidde tot een belangrijke verbetering voor de gezondheid van alle Amsterdammers.